Afbeelding
Foto:

Wateroverlast

Twee weken geleden hebben we bezoek gehad van de brandweer; de kelder stond tot boven aan toe vol met water. Ik deed het luik naar de kelder open en een kleine tsunami spoelde me bijna weg. De avond tevoren hadden we al geen druk op het water uit de kraan. “Zal wel een buis kapotgetrokken zijn bij graafwerkzaamheden. Bij de buurman zijn ze ook bezig. We gaan slapen. Morgen zien we wel verder.”, zeiden we tegen elkaar. De volgende dag begonnen we rustig; krantje op bed, ontbijtje. “Koffie? Hé, nog geen water. Ik bel wel even met Vitens.” ”Met Vitens. Nee, er zijn geen meldingen van storingen in uw buurt. Waar zit bij u de hoofdkraan? Gaat u daar eens kijken.”


Nu hebben wij de kelder onder een opkamer met een luik. Ik deed het kelderluik open en het water gulpte naar voren en we hoorden een spuitende leiding. “Margriet, bel de brandweer.”, riep ik. “We kunnen zwemmen in huis”, zei Margriet. De brandweer was er binnen vijf minuten. Zes mannen rolden uit een brandweerauto. Ondertussen kwam het water uit steeds meer gaten en werd de eikenvloer natter en natter. Ze gooiden een slang in de kelder en begonnen te pompen. Een tweede wagen werd opgeroepen. Met een tweede pomp ging het zichtbaar sneller en langzaam werd de ravage zichtbaar. Flessen dreven door de kelder, gedroogde walnoten draaiden rondjes. Wat overbleef was een natte kelder, waarin nog enkele weken lang luchtblazers staan te gieren. Een natte houten vloer, beschadiging wanden, etc. etc. Een zaakje voor de verzekeringen dus. Twintig jaar geleden werden twee wagens naar een brandje gestuurd aan de Tollenstraat. Vier brandweerlieden kwamen om het leven. Vier van die bonken van kerels, die onder alle omstandigheden moeten weten wat ze doen. De wateroverlast bij ons was een kleinigheid, maar de ramp 20 jaar geleden begon ook klein. Vorige maand werd een nieuw plan voor het station en omgeving gepresenteerd onder de titel Centrum in het kwadraat. Daaronder valt ook het terrein van de oude brandweerkazerne. Op deze plek moet een landmark komen, van wel 85 meter hoog. Iets in de trant van “Zie eens wat ik gebouwd heb.” Alles wat nu op deze plek herinnert aan de vier omgekomen brandweerlieden is een bronzen plaat op de muur van de oude kazerne. Een “echt” monument ter herdenking van de ramp is er nog niet. Laat in vredesnaam deze kans niet verloren gaan en wees bij ontwerp en uitvoering bescheiden. De vuurwerkramp geeft geen enkele reden om dat niet te zijn. Laat het een teken van herinnering en overdenking zijn voor allen die slachtoffer zijn geworden, terwijl ze anderen hielpen. Zelfs als ze niet meer terug te vinden zijn. Behoud en vernieuwing van de oude kazerne zou het meest passende monument zijn en geen toren van 85 meter.