Postbode

Vorige week op een vroege morgen werd er gebeld aan de zijkant van het huis bij de deur van de bijkeuken. Daar hangt een koperen bel, die de vorige eigenaars hebben laten hangen, omdat de toegang tot het huis redelijk ingewikkeld is. We wonen in een Twentse boerderij met, zoals gebruikelijk daarbij, de schuurdeuren aan de straatkant. Dat was gemakkelijker voor het inrijden van hooi en andere spullen, maar dat betekent dat de achterdeur aan de voorkant zit en andersom. Als je dan ook aan de zijkanten van het huis deuren hebt, dan is een vreemde bezoeker soms redelijk in de bonen en die gebruikt uit pure nood maar de koperen bel aan de zijkant. Vorige week dus, een uur of negen 's morgens. Wij waren toevallig al beneden en ik zag iemand naar voren lopen. Ik gaf een gil, kreeg een vage kreet terug en daar kwam de postbode aangelopen. Het was de vrouwelijke postbode, de meest officiële van de pak 'm beet vier, die bij ons langskomen. Sinds de postbezorging geen monopolie meer is van de PTT, krijgen we op minder dagen, steeds meer bezorgers met steeds minder post.

Haar brommertje stond voor het huis. Ik vond het raar dat ze had aangebeld, een pakketje brengen ze meestal met een busje. Even dacht ik aan pech of een aangetekende brief, of iets dergelijks. Ik keek haar aan. "Ik durf het bijna niet te vragen.", zei ze, "Maar waar is de hond?" "De hond is dood.", antwoordde ik. "Daar was ik al bang voor.", zei ze. Ik vertelde haar het hele verhaal, dat uiteindelijk zo slecht voor Luna, onze Bennen Senner zou aflopen en terwijl ik dat vertelde pinkte ze achter haar brillenglazen een traantje weg. "Zij was zo lief.", zei ze, "Ik heb altijd hondenkoekjes bij me en elke keer kreeg ze daar één van." "Ik weet het.", zei ik, "Zij zat op jou te wachten." "Ja," zei ze, "Ik deed het omdat bij de buren twee rothonden zitten, die best agressief zijn en als ik hier dan kwam, dan zat zij mooi te wachten."

Er rolde waratje een traan over haar wang. "Wij hebben zelf ook honden.", vertelde ze, "Daar ben ik ook wel eens bang voor ziekte of dood. Maar deze was nog jong hè?". Ik beaamde het. "Sorry, dat ik u heb gestoord.", zei ze. Ik dacht aan mijn vast antwoord hierop: "Gestoord was ik toch al.", maar liet het achterwege. Ze moest iets verwerken en voor mij was het al weer een week geleden. Maar ik stond ook al weer met tranen in mijn ogen.

Het Zweedse schrijversduo Sjöwall en Wahlöö voeren in één van hun meesterwerkjes een postbode op als moordenaar; postbodes vallen niet op.

Maar postbodes mogen niet moorden. Lieve postbodes mogen lekkere koekjes voor lieve honden meenemen. En stoute honden krijgen lekker niks.

Jan Visser